Psychomotorische therapie in onze school

In een school voor buitengewoon onderwijs worden de kinderen ingedeeld in pedagogische eenheden en niet in leerjaren zoals in een gewone lagere school. Dit betekent dat elk kind leerstof op zijn/haar niveau krijgt aangeboden Zo kunnen er in eenzelfde klas leerlingen zitten met niveau begin tweede leerjaar voor taal en niveau eind tweede leerjaar voor rekenen. Wij streven ernaar homogene groepen te vormen.
De leerkrachten die de pedagogische eenheden begeleiden kunnen indien nodig beroep doen op een aantal bijzondere leerkrachten ( paramedici) die elk vanuit hun eigen specifieke discipline het kind helpen..
Eén van de pijlers waarop de begeleiding van de kinderen in het Buitengewoon Onderwijs gesteund is - de psychomotoriek – stellen we hier uitgebreid voor.

Wat is psychomotoriek?
Psyché betekent ‘geest’ en motoriek betekent letterlijk ‘bewegen’.
Vrij vertaald zeggen we : het samengaan tussen de ‘geest’ en het ‘bewegen’; tussen het ‘denken’ en het ‘doen’ ; tussen ‘denken’ en ‘handelen’.
In de volksmond spreekt men ook nog over ‘al doende leert men’ of ‘oefening baart kunst’ .
In de lesjes psychomotoriek ( individueel of in groep ) leren de kinderen de basisvaardigheden voor lezen, rekenen en schrijven door middel van spel- en bewegingsopdrachten.

Start van het schooljaar.
Alle nieuwe leerlingen leggen begin september een psychomotorische test af, een screening van de basisvaardigheden. De verschillende onderdelen die in de test aan bod komen zijn :
grove en fijne motoriek,
dynamisch bewegen,
inzicht in de ruimte,
inzicht in de tijd,
tijdruimtelijk inzicht,
getalbegrip,
schrijfvaardigheid en kennis van de rekentaal.
Grove motoriek = bewegingen waarbij het hele lichaam betrokken is bvb.stappen, lopen,springen enz. . Een goede grove motoriek vormt de basis van alle bewegen, zorgt ervoor dat een kind op een ontspannen manier de aandacht kan richten op meer complexe opdrachten zoals bvb. fietsen, zwemmen.

 

Fijne motoriek = vaardigheid van de handen bij opdrachten als parels rijgen, knippen, schroeven draaien, openen en sluiten van knopen en ritsen enz. .
Een goede fijne motoriek vormt de basis van het schrijven .
Dynamisch bewegen = de juiste coördinatie tussen alle spiergroepen die uiteindelijk resulteert in een vlotte en vloeiende beweging met een totale controle over het lichaam.
Niet dynamisch bewegen uit zich in houterigheid, stuntelig gedrag, overdreven energiegebruik en spierspanningen.
Deze drie items noemen we de algemene motoriek.
De algemene motoriek of het bewegen behoort essentieel tot het leven van de mens; Bewegingsopvoeding moet streven naar de ontplooiing van de totale persoonlijkheid van ieder kind, bewegingsopvoeding beoogt de totale ontwikkeling van het kind.
Opvoeding van de beweging = allerlei bewegingen die aangeleerd worden.
Opvoeding door de beweging = door de beweging leerprocessen ontwikkelen.
Het kind moet vreugde beleven aan spel en beweging, moet het leuk vinden om aan een spel te kunnen deelnemen. Daarom is het belangrijk dat een kind dat tekort schiet op een bepaald vlak daarop geoefend wordt. Vandaar het oefenen van balvaardigheid, evenwicht, coördinatie enz. .
Door te bewegen leert men bepaalde psychomotorische vaardigheden en door deze kan men andere vaardigheden verwerven zoals lezen en schrijven,
Opvoeden van het bewegen = de grondslag van het denken
= laat vreugde en geluk beleven
= bevordert het sociaal gedrag
= stimuleert de emotionele ontwikkeling
= draagt bij tot de gezondheid

Ordenen in de ruimte
Het begrip’ruimte’ is de basis voor de ontwikkeling van de intelligentie. De ruimte moet ‘beleefd’ worden: zintuiglijke, spier- en bewegingsindrukken moeten leiden tot begrijpen, construeren en reconstrueren van de ruimte.
Bij alle oefeningen in ruimtelijk inzicht en in oriëntatie in de ruimte moet het kind zoveel mogelijk verwoorden of zeggen wat het doet.
Concreet oefenen we hier het inzicht in het tweedimensionale plan zoals puzzelen, insteekmozaïek, vlakke constructies naleggen enz. .

Ordenen in de tijd
Daarmee bedoelen we niet het aanleren van een dagschema en kennis van begrippen als morgen, middag, avond enz. maar wel inzicht krijgen in een volgorde en bewust worden dat de dingen zich op een bepaald tempo voordoen.
Oefeningen hierop zijn bvb. stap- en klapoefeningen, bewegingsopdrachten na elkaar kunnen uitvoeren, een afgelegde weg kunnen na-stappen of natekenen, beeldverhalen kunnen reconstrueren, weten wat eerst en later was enz.

Tijdruimtelijk ordenen
In deze fase oefenen we in het driedimensionele plan. We leren allerlei constructies stap voor stap nabouwen van een plan. Tijd en ruimte gaan samen nl. wat moet ik eerst doen? en daarna?
Speelgoed zoals duplo, lego, k’nex, mecano, locon enz. zijn hier ideaal materiaal voor.

Getalbegrip
Het kind leert geleidelijk aan abstract denken en kan de vroege rekenkundige begrippen als meer, minder, evenveel begrijpen. Indien dit niet het geval is dan oefenen we dat op een speelse manier in.

Schrijfvaardigheid
Het schrijven is een complexe bewegingsvaardigheid bestaande uit doelgerichte bewegingen.
Het is een voortdurend samenspel tussen motoriek en informatie van de zintuigen.
Moeilijkheden bij het ‘leren schrijven’, zelfs als zij niet van ernstige aard zijn, hebben de neiging te verergeren onder ongunstige omstandigheden (bijv. traumatische ervaringen, overvolle klassen waarin de leerkracht niet in de gelegenheid is om aan elk kind afzonderlijk de nodige aandacht te besteden,…). Deze moeilijkheden kunnen zich dan ontwikkelen tot een dysgrafie = gebrekkig of slecht schrijven.
Het dysgrafisch schrift kan verschillende onderliggende problemen als oorzaak hebben.
Door een goede kijk op het schrift met zijn normale kenmerken en het schrijven in normale omstandigheden kunnen we de dysgrafie aanpakken.
Normale schrijfvoorwaarden:
• een goede uitgangshouding : aangepast meubilair ( tafel – stoel )
• de juiste schrijfhouding: hoofd niet te laag, voeten gesteund, romp rechtop, arm ontspannen.
• Correcte bladligging
• Goed schrijfmateriaal, eventueel met hulpmiddelen zoals driehoekige potloden ( betere pengreep ), vulpen voor linkshandigen, opschuifbaar hulpstukje enz. .
• Juiste pengreep
Specifieke schrijfvoorwaarden:
• Deze kunnen we onderverdelen in 5 gebieden: de grove motoriek, de fijne motoriek, de oog-handcoördinatie, het kritisch onderscheidingsvermogen en de ruimtelijke oriëntatie.
Het nagaan van al deze voorwaarden levert heel wat nuttige informatie op waarop wij ons kunnen baseren om een therapieplan op te stellen.
De therapie zal uiteindelijk voor elk kind verschillend zijn, afhankelijk van de vastgestelde problemen.

Groepslessen psychomotoriek
Enkel de kinderen van de speelleerklas/brugklas krijgen groepslesjes.
Wij leren er ons lichaam en onze verschillende lichaamsdelen aanduiden, herkennen en benoemen.
Wij ontdekken dat ons lichaam uit 2 gelijke helften bestaat. Als je goed voelt op de linkerzijde van je borstkas kun je uw hart voelen kloppen. Die helft van ons lichaam noemen we onze linkerzijde. Zo leren we links en rechts kennen. Het bewust zijn van deze 2 helften en ze kunnen benoemen noemen we lateralisatie: dit is een belangrijke basisvoorwaarde voor lezen en schrijven.
Wij voeren allerlei opdrachtjes uit om het ruimtelijk inzicht te ontwikkelen bvb. 2x een identieke wandeling maken door een bos.
Door middel van spel leren we de rekentaal en de ruimtebegrippen :
Bvb.voor, achter, tussen, in, uit, na, tegen, bij, komt voor, komt na
meer, minder, veel, weinig, evenveel, plus, min…
We leren een indruk krijgen van tijd nl. duur, snelheid, ritme, interval.
We oefenen de oog-handcoördinatie. Bij deze oefeningen wordt een zeer precieze samenwerking van oog en hand nagestreefd, m.a.w. een zeer perfect samenspel tussen ‘zien’ en ‘doen’. Bvb. gooien en vangen met pluimpjes, sjaaltjes, ballonnen, pittenzakjes, ballen… .

Individuele psychomotoriek
Sommige kinderen krijgen na overleg in de klassenraad individuele therapie toegewezen indien blijkt dat zij voor bepaalde vaardigheden niet in een groep passen en specifieke hulp nodig hebben.
• vb. problemen met de grove motoriek: houterig bewegingspatroon, coördinatie problemen, overdreven spanningen in de spieren
• problemen met de fijne motoriek: schrijfproblemen, dyspraxie of onhandigheid, moeite met handvaardigheden
• wanneer uit de testresultaten van het CLB blijkt dat het kind een zwak ruimtelijk inzicht heeft of onvoldoende scoort op de proeven visuele of auditieve perceptie.
• relaxatieoefeningen bij kinderen met spraakproblemen
• concentratiestoornissen

Fietsen
Bij wijze van een fietsbehendigheidstest gaan wij elk jaar na hoe vaardig onze kinderen met een fiets kunnen omgaan. Deze test wordt afgenomen op de speelplaats.
De vaardigheden die aan bod komen zijn:
• kunnen stoppen met behulp van de remmen
• tussen twee lijnen rechtdoor kunnen rijden
• kunnen slalommen tussen kegels
• 360° kunnen draaien zonder voet aan de grond te zetten
• kunnen vertragen tot bijna stilstand en dan weer verder rijden
• het voorwiel tijdens het rijden eventjes van de grond kunnen tillen
• met het voorwiel over een plankje van 20 x 20 cm kunnen rijden.
De kinderen die nog niet kunnen fietsen zonder zijsteunen krijgen de kans om op school te leren fietsen. Dit gebeurt met aangepaste fietsjes.

Tip: Hoe leer ik mijn kind fietsen?
Kies een fiets op maat van het kind. Plaats het zadel zodanig dat het kind, al zittende op het zadel, met beide voeten gemakkelijk aan de grond kan.
Laat het kind zich voortbewegen door met beide voeten gelijktijdig af te duwen op de grond (zoals peuters met een loopfietsje). Op die manier krijgt het de kans te ervaren hoe men het evenwicht kan bewaren door telkens met het stuur te corrigeren.
Deze oefening lukt nog beter als je de pedalen verwijdert. Na enige tijd haalt het kind al een behoorlijke snelheid en kan het beide voeten steeds langer in de lucht houden en toch in evenwicht blijven.
Nu mogen de pedalen teruggeplaatst worden, het zadel iets hoger, en kan het kind dezelfde oefening doen maar nu trappende met de pedalen. Als ouder kun je een eindje meelopen en af en toe nog wat corrigeren aan de schouder. Vergeet niet: oefening baart kunst!! Succes!

Zweminitiatie
Zwemmen is misschien wel de leukste manier om dynamisch te leren bewegen. Het merendeel van de kinderen houdt van het water en bewegen - eenmaal de fase van de watergewenning voorbij – spontaan en vloeiend. Deze kinderen worden begeleidt door de turnleerkracht.
Bij een klein aantal kinderen verloopt de watergewenning en het aanleren van de voorbereidende vaardigheden om uiteindelijk te kunnen zwemmen niet zo vlot.
Dit kan om allerlei redenen zijn . Angst, motorische retardatie, eerste ervaringen in een zwembad, ziekte enz. .
Het zijn deze kinderen die onze speciale aandacht krijgen.
Groepjes van 4 à 5 kinderen van een vergelijkbaar niveau zijn ideaal om stap voor stap vertrouwd te geraken met de omgeving. De kinderen moeten nooit meer doen dan wat ze durven of kunnen. Het ontwikkelen op eigen tempo is de hoofddoelstelling.
We leren achtereenvolgens: stappen in het water, hoofd nat maken, hoofd onderdompelen, zich laten vooruit trekken door het water, liggen in het water met een plank, inspringen, drijven met een plank, drijven zonder plank ( pijlen ).

 

Stefaan Delerue

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.